Recensie mei 2006
Hans van der Toorn heeft wonderen verricht met zijn Toonkunstkoor
Muziekrecensie: Lidy van der Spek, Leids Dagblad, 22 mei 2006
Als er iemand genoemd/geroemd moet worden, is dat Hans van der Toorn wel. Hoe hij met name na de pauze in het oratorium ”A Child of Our Time” van Michael Tippett de hele cast in zijn greep houdt, getuigt van grote klasse. Zijn directie is ijzersterk, glashelder naar koor, orkest én solisten toe; en dat is in dit werk bepaald geen sinecure.
Tippett hield weliswaar aan de tonaliteit vast, maar wel met onvoorspelbare uitstapjes richting atonaliteit, inclusief niet alledaagse ritmiek. Tippett”s composities stonden al vroeg in het teken van humanitair engagement, zijn gebaseerd op sociaal kritische onderwerpen als menselijke onderdrukking, en Jodenvervolging in het bijzonder. De pacifist in hem had slechts één droom: een vreedzame samenleving. In ”A Child of Our Time”, waarin gezocht wordt naar ”a scapegoat”, een zondebok om de huiveringwekkende ”Kristallnacht” te rechtvaardigen, wordt dat visioen van vrede pas in deel drie zichtbaar.
Van der Toorn heeft wonderen verricht met zijn Toonkunstkoor, dat slechts een handjevol mannen telt. Eén van geest en één van zin wordt er gezongen, geschreeuwd, gebeden, gefluisterd, ”getimed” in voorbeeldig samenspel met het Randstedelijk Begeleidings Orkest dat zelden zoveel contrasten toonde in klankkleur en sfeer. De ijle zilveren toon van eerste en tweede violen schrijnend of verdroomd ineensmeltend tegen de donkere, dreigende harteklop van celli en contrabas. Opgejaagd of wakker geschud door fluwelen trombones, heldere of geknepen trompetten, ingetoomd door zwevende fluittonen, een doordringende hobo, een duistere fagot, een stilel alt; al deze klanken functioneel, bijzonder fraai op elkaar afgestemd.
Monumentaal zingen de solisten in op koor en orkest. Zijn vormen een evenwichtige drie-eenheid van diepmenselijke gemoedstoestanden, die helaas hier en daar verwoord worden in al te gezwollen taal. De bariton Frank Dolphin Wong en de sopraan Claudia Patacca hebben beiden een overweldigende stem, lyrisch, dramatisch, enorm volumineus, klankrijk. Hun inlevingsvermogen, articulatie en dictie zijn fenomenaal. Ook de tenor Frank Fritschy weet zich met grote helderheid en kracht te profileren, wat de alt José Scholte iets minder lukt. Maar door haar grote inzet en diep timbre past ook zij wonderwel in het geheel. In de laatste van de vijf spirituals (die als koralen in een Passion geplaatst zijn) gaat de gruwelijke winter over in een hoopvolle lente. ”Deep river, my home is over Jordan – that promised land” is niet minder dan een intens verbeelde bede om vrede en veiligheid.