Recensie 31 maart 1999
Koor is dipje gauw te boven
Een bomvolle Pieterskerk luisterde gisteravond in grote stilte naar Bachs Johannes Passie, uitgevoerd door Toonkunstkoor Leiden onder leiding van Hans van der Toorn. Er wordt veelvuldig in uiterst kalme tempi gespeeld, met name in het tweede deel. In de prachtig uitgebalanceerde aria ”Es ist vollbracht” stralen de viola da gamba en de altstem op een zelfde manier rust en evenwicht uit.
Ook het slotkoor wordt sereen, bijna gelaten gezongen. Het koraal direct daaropvolgend krijgt zo iets hoopvols en sterks. Er moeten ook snelle delen zijn geweest (om vijf over half elf valt het slotakkoord), maar ze zijn minder uitgesproken aanwezig. Koor, solisten en orkest zijn, zoals gewoonlijk bij deze passie, de dip gepasseerd na de pauze. De toon is dan direct gezet in het overtuigend gezongen openingskoraal. Toonkunst krijgt in deel twee volop de gelegenheid in prachtige flitsende turbae: scherp articulerend, licht agressief klinkt het ”Lasset ons den nicht zerteilen” en ”Weg, weg mit Dem”.
Bij de solisten hoor je zeker in deel I passie-moeheid, althans de expliciete gevolgen daarvan. Op de alt na hebben alle solisten af en toe iets schorrigs, een kleine stemoverslag, zelfs moeite met intoneren. In de aria’s en recitatieven na de pauze is de stem warm gezongen en wordt er duidelijk inhoudsvoller en gewoon beter gesoleerd. De Christuspartij (Frans Huijts) is op z”n mooist als hij z”n inspanning laat varen. In de laatste woorden van Jezus ”geweldloos” gezongen, ligt zijn kracht.
De twee violen die de villa d”amore imiteren, ”con sordino” komen op verschillende plaatsen heel dichtbij de gewenste klank. De hobo en fluit in de aria ”Zerfliesse mein Herze” spreken in samenklank rechtstreeks tot het hart, evenals de twee fluiten voor de pauze, en Hanneke Kaasschieter maakt goed wat in het eerste deel nog niet van haar klasse was.