Recensie 28 maart 2009
Uiteindelijk gaan bij korentrio alle remmen los
Leidsch Dagblad, 30 maart 2009
Het drama van Jezus’ kruisiging in muziek gevat horen we in de lijdenstijd veelvuldig in Barokstijl. Hans van der Toorn doorbreekt deze trend met een Romantisch Passieconcert: Luigi Cherubini’s Requiem en van Beethovens ‘Christus am Ölberge’.
Voor de drie koren van Van der Toorn moet het heerlijk geweest zijn om een requiem in te studeren hélemaal voor groot koor geschreven. In elk onderdeel kan het zich uitleven; ingetogen, sereen in het ‘Requiem Aeternam’ waarin af en toe de dynamiek fraai opbloeit, met vaart en dreiging in het ‘Dies irae’. Spannend als het koor licht staccato zingt, elke syllabe scandeert in ‘ex favilla iudicandus’, en eindigt met een explosief Amen als een schreeuw om daadkracht. De mannen, en dat zijn er een heleboel, zingen sterk en homogeen in ‘Quam olim Abrahae’, wat niet overal gezegd kan worden. Het lange Offertorium klinkt soms zweverig, wolkig en onzeker. Maar in de laatste herhaling gebeurt het; worden Abrahams nazaten springlevend, en veert het Hostias opgewekt.
Op één lijn zitten koor en orkest in fraai golvende bewegingen als het Lam Gods de zonden der wereld wegdraagt, straalt het Lux aeterna eeuwig licht, zinderen violen, bassen de cello’s.
In Beethovens Christus am Ölberge is er juist een grote rol voor solisten weggelegd. Het Leiderdorps Kamerorkest speelt hier ronduit prachtig. Het samenspel is voorbeeldig in balans.
Die balans is vrijwel afwezig wanneer de solisten gezamenlijk optreden. Ludwig van Gijsegem maakt diepe indruk in het eerste recitatief, als Jezus troost en kracht zoekt bij zijn vader. Doodsangst én overgave zijn beide onbarmhartig aanwezig in zijn wendbare, klankrijke stem. Maar het is alsof hij daarna zijn keel en longen spaart voor de vele evangelistenpartijen die hij in de komende dagen zal zingen. Naast het enorme volume van de sopraan Claudia Patacca, geluid dat in de hoogste noten ietwat snerpt, verbleekt van Gijsegem, wellicht uit protest tegen zoveel stralend geweld van een bliksemende Serafijn. De kleine rol van Petrus wordt door Igor Bogaert integer vertolkt. Het groot-mannenkoor zingt transparant en alert in het eerste en tweede koor van soldaten (samen met het orkest dat martiaal en onheilspellend Jezus’ terechtstelling aankondigt). In alle stemmen wordt de toon van het koor sarcastisch en ophitsend. ‘Lied der Engelen’ laat zich tenslotte horen als een jubelende hymne waarin het korentrio alle remmen loslaat.
Lidy van der Spek