Recensie 18 september 2010

Dvoráks Stabat Mater door Toonkunstkoor Leiden en Omstreken o.l.v. Hans van der Toorn, m.m.v. Marjorie Ginczinger (sopraan), Margot Kalse (alt/mezzo), Robert Luts (tenor), Pieter Hendriks (bas) en het RBO Sinfonia. Gehoord: 18/9, Pieterskerk, Leiden.

 

In jaren heeft het Toonkunstkoor niet zó overtuigend mooi en zelfbewust gezongen. Samen met een intens spelend RBO Sinfonia en vier uitstekende solisten maakte Hans van der Toorn van Antonín Dvoráks Stabat Mater een onvergetelijke  gebeurtenis.

Een oratoriumkoor dat in staat is grote delen zonder partituur te zingen, zich helemaal kan richten op de dirigent verdient een enorme pluim. De samenzang is dan ook zo sterk en gefocust dat  Sinfonia heerlijk z’n gang kan gaan, zonder angst voor een klankbrij of  voor een overmeesterend orkest.

Koor, orkest en solisten zitten duidelijk op één zelfde gevoelslijn, waardoor dit Stabat Mater je bij de keel grijpt. Om het hartverscheurende leed van een moeder die weent om haar onschuldig gekruisigde zoon, om de toeschouwer die lijfelijk wil delen in de foltering, wil meerouwen en Maria smeekt om mede opgenomen te worden in het hemels paradijs, zo dramatisch vertolkt.

Door lang aangehouden, bitterzoete tonen van enkele blazers, onrustig dalende en stijgende lijnen van de violen, door harmonieën die geleidelijk aan schrijnender worden, versterkt door ‘wanhopig’ opgevoerde dynamiek; zo word je het verhaal ingelokt. Dat vocaal begint met een fragiele melodielijn van homogene mannenstemmen en vervolgens kleur, spanning en inhoud krijgt door het hele koor.

De solisten nemen in Dvoráks Stabat Mater een prominente plaats in. Door alle delen heen hebben zij het voor het zingen, in solo’s, duetten, trio’s en kwartetten, meeslepend begeleid of geïntroduceerd door Sinfonia, vaak opgenomen in de prachtige koorklank. Woorden als ‘moriendo desolatum’ geven bijna letterlijk de geest wanneer de vier solisten elke syllabe laten wegwieken; ‘amando’ verglijdt lieflijk en zijdezacht. De pauken bonzen gestaag wanneer het ‘hart brandt van liefde’. Sopranen en alten zweven als  doorschijnende voile boven de fraaie basstem van Pieter Hendriks die met een warm betrouwbaar timbre nogmaals smeekt om ‘de zoon, mijn God’ te behagen. Hoewel de tenor Robert Luts een enkele keer zijn heldere, dramatische stemgeluid niet vlekkeloos in bedwang heeft, maakt hij bepaald indruk om zijn begeesterde tekstinterpretatie. Evenals Toonkunst, dat zo licht als een veer en betoverend transparant de bede laat opstijgen in ‘mihi iam non …’ (val mij niet te hard, laat mij met U treuren). Sopraan Marjorie Ginczinger heeft een enorm volume, een soms messcherpe, glasheldere klankkleur die een enkele keer de drie andere stemmen overvleugelt, maar ook voorbeeldig weet te mengen in samenspel met de wat kleinere, integere alt/mezzo van Margot Kalse, de bariton en tenor.  

Zelden dirigeerde Van der Toorn zo bevlogen, absoluut betrokken, alles en iedereen in zijn greep houdend. Dat werkt grandioos!

  

LIDY VAN DER SPEK