Persbericht november 2003
Vespers van Sergei Rachmaninov (1873-1943)
In de Russische orthodoxe kerk houdt men voorafgaand aan een groot feest een lange nachtwake, waarin vespers en metten samenvallen. Rachmaninov’s compositie (1915) is een hoogtepunt van grootschalige geestelijke koormuziek en tevens het laatste in zijn soort vóór het uitbreken van de oktoberrevolutie in 1917. De machtige koorzang en de emotionele intensiteit van de erediensten in de Russische kerk maakten op de jeugdige Sergei zo’n indruk dat hij 10 jaar oud, de melodieën op de piano probeerde na te spelen. Alhoewel de kiem van zijn belangstelling in zijn jeugd was gelegd, is het componeren van geestelijke vocale werken in later jaren toch het gevolg van zijn grote bewondering voor Pjotr Lljitsch Tschaikovsky. Zoals Tschaikovsky al eerder een liturgie van St. Johannes Chrysostomus schreef en een vespers, zo zou ook Rachmaninov in zijn voetsporen treden. Net als zijn grote voorbeeld greep hij terug op de authentieke zangwijzen en de originele liturgische melodieën. Aan de Moskouse Synode School voor kerkzang wijdde Rachmaninov zich enige tijd aan de ontcijfering van oude handschriften o.l.v. professor Stephan Smolensky, aan wiens nagedachtenis hij zijn vespers heeft opgedragen.
Rachmaninov heeft het koorwerk in januari en februari 1915 in grote haast geschreven toen hij tijdens een tournee door Rusland concerten gaf ter ondersteuning van het leger in de eerste wereldoorlog. Het werk is voor een onbegeleid koor. Tot op de dag van vandaag rust er in de Russische orthodoxe kerk een stevig verbod op instrumentale muziek. Het woord is heilig. De stem van de mens die roept tot God moet gehoord worden. De muziek die een samenvoeging is van avond- en ochtendgebed kent een verscheidenheid aan stemmingen. Bij het kaarslicht van de nacht zijn de gezangen zachter, lyrischer dan in het opkomende licht van de nieuwe dag. Er is muziek voor lofzang, meditatie, boetedoening, dankzegging en aanbidding. Rachmaninovs muziek volgt het vloeiende melodische verloop van de Russische spraak. Het opmerkelijke gemak om voor zangstemmen te componeren kwam Rachmaninov goed van pas. De indeling van de stemmen, vaak niet minder dan 12 stemmig, geeft een verrassend volle klank. Het koor wordt een vocaal orkest en neuriën, onaardse in pianissimo, imitatie van klokgelui, associatie met trompetklanken zijn enkele van de middelen waarmee het werk aan kleur wint.
Van de 15 delen vormt het negende, de geschiedenis van de opstanding, het dramatische middelpunt in overeenstemming met de riten. Het vijfde deel wilde Rachmaninov bij zijn eigen begrafenis gezongen hebben, welke wens jammer genoeg niet vervuld is. De eerste uitvoering op 10 maart 1915 werd buitengewoon positief ontvangen door zowel publiek als critici. Ondanks uitdrukkelijk verbod op applaus bij gewijde muziek, begon het publiek spontaan te klappen. Men was zó enthousiast dat het werk daarna nog vier keer werd uitgevoerd. Rachmaninov was door het uitbreken van de oorlog zo depressief geworden dat hij na de première meer dan een jaar lang geen noot meer op papier zou zetten. Deze gemoedstoestand heeft zeker bijgedragen aan de intensieve expressie van de vespers, zijn lievelingswerk. Rachmaninov zelf was tijdens de repetities vol lof over de uitvoerenden getuige zijn uitspraak: “Nog in mijn stoutste dromen had ik niet durven denken dat ik zo’n werk gecomponeerd zou hebben.”