Persbericht 28 november 2009

Werk van 4 Hongaarse wonderkinderen uitgevoerd

 

Zaterdag 28 november zal het Toonkunstkoor Leiden e.o. (TKKL) een ‘Hongaars’ concert geven. Op het programma staan onder andere werken van 4 Hongaarse componisten. Het concert zal geopend worden met de Laudes Organi en de Pange Lingua van Zoltán Kodály. Kodály (1882-1967) werd geboren op 16 december 1882 in Kecskemét (Hongarije). Hij heeft een groot deel van zijn leven besteed aan het toegankelijk maken van muziek voor een breed publiek. Samen met zijn kompaan Béla Bartók (1881-1945) tekende hij talloze Hongaarse volksmelodieën op en schreef er een aantal belangrijke, wetenschappelijke verhandelingen over. Aanvankelijk werd zijn muziek, een tussenvorm tussen het volkse en intellectuele, niet erg goed ontvangen door de Oostenrijkse elite, maar zijn ethnomusicologische studies veranderden alles. Zijn vriend Bartók verhuisde naar de VS, waar hij geplaagd werd door heimwee, maar Kodály bleef in Hongarije en zag kans onder het naoorlogse stalinistische regime zijn idealen verder gestalte te geven. Hij wijdde zich geheel aan de muzikale opvoeding. Zijn grote belangstelling voor de Hongaarse volksmuziek bleek al uit zijn dissertatie en bovendien dienden de melodieën van de volksliederen, waarvan hij er meer dan 3500 bij elkaar wist te brengen, de stijl van zijn eigen composities.

Laudus Organi en de Pange Lingua zijn muziekstukken voor orgel en koor. Ze werden in 1966 gecomponeerd ter ere van de Nationale Conventie van de Amerikaanse Federatie van Organisten. Behelst het Pange Lingua nog een loftuiting aan Christus en Zijn vader, een voor die tijd vrij normale manier om het geloof te belijden middels gezongen hymnes, het Laudus Organi is een pure ode aan het orgel in al zijn facetten. Beide stukken behoren tot de laatste werken die hij gecompleteerd heeft.

Voor de pauze zult u tevens nog kunnen genieten van De legende van de Heilige Cecilia van Franz Liszt. Franz Liszt (1811 – 1886) ofwel Liszt Ferencz, werd op 22 oktober 1811 geboren in het toenmalige Koninkrijk Hongarije. Hij was het enig kind van Ádám Liszt en Maria Anna Lager. Reeds op zesjarige leeftijd bleek zijn grote muzikale begaafdheid. Zijn vader was zijn eerste pianoleraar. Een jaar later kon hij lezen en schrijven, zowel brieven als muziek. Al op jonge leeftijd viel hij op door zijn buitengewone gaven en kreeg hij studiebeurzen aangeboden om deze te kunnen verfijnen. In 1823 verhuisde de familie naar Parijs zodat Liszt daar verder studeren kon. Hij werd echter niet toegelaten tot het Parijse conservatorium omdat hij een buitenlander was. Het vermoeden bestaat dat de oprichter en directeur van het Parijse conservatorium, Luigi Cherubini (notabene zelf een Italiaan), een hekel had aan wonderkinderen. Als pianist is Liszt voor een groot deel aan te merken als autodidact, Czerny was zijn enige professionele pianoleraar.

 

Franz maakte een moeilijke tijd door toen zijn vader overleed. Hij werd depressief en ernstig ziek. Tijdens zijn langdurige herstel verdiepte hij zich in literatuur en religie, hetgeen zijn composities in latere tijd diepgaand beïnvloed heeft. De meeste van Liszts composities zijn berucht omwille van de hoge technische eisen die aan de pianist worden gesteld. In 1848 vestigde hij zich in Weimar waar hij als dirigent actief was en componeerde. In De Legende van de Heilige Cecilia heeft Liszt een gedicht van 12 verzen op muziek gezet en daarbij een grote rol gelaten voor een alt of mezzosopraan. Het stuk werd oorspronkelijk in 1857 geschreven, maar deze eerste versie werd door Liszt zelf verworpen. Pas in 1872 trok hij ‘Cecilia weer uit de kast’ waarna hij er in 1974 de laatste hand aan legde.

Het tweede gedeelte van ons Midden-Europese programma: start met 4 Slowaakse volksliederen, gecomponeerd door Béla Bartók. Béla Viktor Jánosch Bartók (1881 -1945) is geboren in Nagyszentmiklós, Hongarije. Reeds op negenjarige leeftijd componeerde Béla zijn eerste pianostukken. Op zijn tiende jaar trad hij voor de eerste maal als pianist in het openbaar op, na vier jaar van zijn moeder les te hebben gehad. Van 1899-1903 studeerde Bartók aan de Koninklijke Hongaarse Muziekacademie in Boedapest de vakken piano en compositie en kreeg daar in 1907 een professoraat voor piano, een ambt dat hij tot 1934 bekleedde.

Hoewel Béla Bartók zowel een briljant pianovirtuoos als ook een gewaardeerd componist was, is zijn roem hoofdzakelijk aan zijn volkskundige muziekstudies te danken. Vanaf 1905 wijdde Bartók zich intensief aan het onderzoek van Hongaarse boerenmuziek, publiceerde talrijke geschriften over dit thema en ontving in 1934 van de Hongaarse Academie van Wetenschappen de opdracht de liederen van de plattelandsbevolking op te tekenen en te catalogiseren, teneinde deze zo voor het publiek in geschreven vorm toegankelijk te maken. Bartók wordt sinds de jaren dertig samen met Zoltán Kodály en Béla Vikar tot de toonaangevende Europese onderzoekers van volksmuziek gerekend en is mede-oprichter van de jongste discipline in de muziekwetenschap, de muzieketnologie. Dat hij zich steeds intensief met de boerenmuziek heeft beziggehouden, had ook zijn invloed op Bartóks composities, getuige de bij dit concert uitgevoerde Slowaakse volksliederen.

Het TKKL -programma wordt afgesloten met een stuk voor piano en koor van Géza Frid. Géza Frid (1904-1989) werd op 25 januari 1904 geboren in het Hongaarse Máramarossziget, dat nu in Roemenië ligt. Als zesjarige gaf hij zijn eerste concert als pianist. Het wonderkind gaf o.a. een concert in het huis van Tolstoj. Zijn ouders verhuisden toen hij acht was om hem in Budapest  te laten studeren. Daar waren o.a. Kodály (compositie) en Bartók (piano) zijn leermeesters. Als 20-jarige studeerde hij af aan de Ferenc Liszt-academie in twee hoofdvakken tegelijk: piano en compositie .

In 1929 belandde Frid in Nederland, waar hij de rest van zijn leven bleef wonen. Het muzikale klimaat in Amsterdam beviel hem en in 1937 trouwde hij met de Nederlandse pianiste en zangeres Ella van Hall. In de oorlogsjaren kon hij als jood niet optreden en was hij actief in het kunstenaarsverzet. Frid verwierf een prominente plaats in het Nederlandse muziekleven, maar maakte ook tournees over de hele wereld als pianist en als dirigent. Hij doceerde kamermuziek aan het Conservatorium van Utrecht en vervulde bestuursfuncties in de muziekwereld, o.a. bij de BUMA.  Hij richtte het Bartókgenootschap op en was jarenlang muziekrecensent voor het Vrije Volk. Frid componeerde heel veel en kreeg erkenning in de vorm van muziekprijzen zoals de muziekprijs van Amsterdam (in 1949 en 1954) en postuum  de Hongaarse Béla Bartókprijs voor zijn hele oeuvre. Frid overleed in 1989.

Het Concerto voor piano en koor uit 1934 is nog steeds een actueel stuk, waarin de piano en de zangstemmen een gelijkwaardige rol vervullen. Het draait om een sprankelend thema dat wordt gezongen zonder tekst en eindigt met een stralende fuga. Het concerto was door zijn aparte klank en bezetting vanaf de première een reuze succes. Het Algemeen Dagblad sprak van ‘een sensatie’. Om de  couleur locale te benadrukken worden er na het concert  Hongaarse wijnen geschonken afkomstig van Het Hongaars Wijnhuis.

Medewerking aan dit TKKL -concert zal worden verleend door de altsoliste Marie-Anne Jacobs en Wouter van Belle op zowel piano als orgel. De algehele leiding ligt, zoals altijd bij TKKL, in handen van Hans van der Toorn. Wilt u dus uw weekend op Hongaarse wijze afsluiten, kom dan op zaterdag 28 november naar het Stedelijk Concertgebouw Leiden (voorheen Stadsgehoorzaal). De zaal is open vanaf 19.45, om 20.15 vangt het concert aan. Kaarten in de voorverkoop kunt u bestellen via deze link of via verkoop door de leden van TKL. U krijgt dan €2,50 korting op de toegangsprijs bij verkoop aan de zaal (€ 15,-). Sinds kort is er ook 50% jeugdreductie voor bezoekers onder de 18 jaar. Tot ziens op 28 november!!!