Recensie 9 november 2003

Mooie momenten van Toonkunstkoor

Muziekrecensie: Lidy van der Spek, Leids Dagblad, 10 november 2003

Toonkunstkoor Leiden e.o. houdt van uitdagingen. En zeker de dirigent, Hans van der Toorn. Vanaf 1978 zwaait hij met veel enthousiasme de scepter over dit koor, dat zich met veel animo stort op lang niet alledaagse grote koorwerken. Zo voerde Toonkunst de laatste jaren o.a. Le roi David van Honegger en het Requiem van Giuseppe Verdi uit. Nu waagt het koor zich aan de a capella te zingen Vespers van Rachmaninov, die op 10 maart 1915 in première ging. Twee jaar voor de oktoberrevolutie, die leidde tot het verbod op alle religieuze composities. Het is alsof Rachmaninov dit voorvoelde in zijn 15 expressieve, bewogen gebeden, die elk een eigen inhoud en sfeer dragen.

Het eerste concert van de Vespers vindt plaats in de Keizerskroonzaal van Huis ter Duin. Als een bindende acclamatie helder, zuiver en buitengewoon kleurrijk roept het koor op tot aanbidden. Alle p”s, en dat zijn er veel, ploffen als kastanjes op het vuur, en de zju-klanken lijken authentiek. Dit gebed wordt herhaald na het achtste; dan klinkt het bijkans nog overtuigender. Hoe goed dit overigens uitstekende amateurkoor ook zijn best doet, het heeft te weinig rekening gehouden met de akoestiek van deze zaal, die gortdroog is. Het geluid onder het lage plafond kan nergens omhoog, en slaat dus regelrecht op de luisteraar zonder nazoem, zonder resonance. En dat is vooral in de fortissimo passages heel jammer, want wat is er niet mooier dan een lofzang uit duizend monden in een hoge kathedraal? In de Marekerk zal deze uitvoering op 15 november dan ook veel meer tot z’n recht komen.

Toch zijn er genoeg indrukwekkend mooie momenten. Wanneer de alten fraai in balans met de andere stemmen zijn in de lofzang, het tweede gebed. Als alle stemmen, en dat zijn er vele, zeer eensgezind een Alliluya inzetten, uit laten waaieren en weer bijelkaar komen in een zoete harmonie. De sopranen zingen maagdelijk teder in het Ave Maria en vormen met de rest een zijdezacht coloriet in lange golvende lijnen, die als guirlandes om elkaar heen wervelen. Ook de korte dynamische uitbarstingen verrassen, zijn goed getimed, zoals op dat éne woord ”blagovoleniye” in het ”vrede aan mensen van goede wil”. Prachtig gonzen de donkerbronzen basbaritons die tot het uiterste gaan om in de diepte te blijven klinken.

Die lange zoemende lijnen komen veelvuldig voor in het tiende gebed, de Aanbidding van de opgestane Heer, waarop een andere melodie wordt ingezet die op haar beurt weer langdurig ruisend uitademt. Even loopt alles in de soep in het Magnificat, maar Van der Toorn weet door strikt te dirigeren alle stemmen weer op de rails te krijgen. Dan vliegen de cherubijnen weer transparant af en aan, zinnenstrelend verbeeld door de sopranen. Tot slot een lofzang tot de moeder Gods, dat strijdbaar, licht agressief begint en bijna kinderlijk oprecht eindigt, wanneer mannen- en vrouwenstemmen vrolijk om elkaar heen krinkelen.